De zes grootste fouten die scholen maken als ze AI in huis halen

Foto van Richard van Hooijdonk
Richard van Hooijdonk
AI belooft het onderwijs te veranderen, maar veel scholen voeren het te gehaast in. Wat maakt AI-implementatie nu écht een succes en wat leidt tot een dure flop?

AI verovert in rap tempo klaslokalen over de hele wereld en belooft een nieuw tijdperk van gepersonaliseerd leren en ongekende onderwijsmogelijkheden. Uit onderzoek van het Center for Democracy & Technology blijkt dat AI in 2024 gebruikt werd door zo’n 70% van de middelbare scholieren; een jaar eerder was dat nog 58%. Het is een duidelijke indicatie dat de manier van lesgeven en leren aan het veranderen is. Er is veel enthousiasme over het potentieel. Maar er zijn ook valkuilen. Onderwijsexperts en onderzoekers waarschuwen dat als AI onzorgvuldig wordt uitgerold op scholen, dat tot ernstige misstappen kan leiden. Denk aan het aantasten van de privacy van leerlingen, het vergroten van de kloof in leerprestaties, een te grote afhankelijkheid van onbetrouwbare systemen en een verkeerd beeld van de mogelijkheden en grenzen van de technologie.

Er staat veel op het spel, want onderwijsbeslissingen raken jonge kinderen in hun cruciale ontwikkelingsfase. Een slecht geïmplementeerd AI-systeem is niet alleen een enorme verspilling van geld, maar kan ook een negatieve invloed hebben op de manier waarop leerlingen leren, denken en belangrijke vaardigheden ontwikkelen … misschien wel voor de rest van hun leven. Scholen die overhaast AI invoeren zonder de beperkingen ervan te kennen, creëren daarmee problemen die nog lang in de toekomst gevoeld zullen worden. In dit artikel bespreken we de zes grootste fouten die scholen maken bij het inzetten van AI, waarom deze fouten worden gemaakt en hoe ze kunnen worden voorkomen. Elke fout staat voor een valkuil waar goedbedoelende docenten vaak in trappen, veelal omdat de druk om te innoveren zwaarder weegt dan de noodzaak van een doordachte implementatie. Inzicht in deze valkuilen kan scholen helpen het potentieel van AI optimaal te benutten en tegelijkertijd te waarborgen wat het allerbelangrijkste is: het leren, de ontwikkeling en het welzijn van leerlingen.

AI overhaast invoeren

AI moet echt iets toevoegen aan het lesgeven of leren, en niet alleen maar gebruikt worden omdat de technologie er nu eenmaal is.

Een van de meest voorkomende fouten die scholen maken, is dat ze AI overhaast implementeren, simpelweg omdat het op dat moment een logische stap lijkt. De druk komt uit verschillende hoeken: leveranciers van onderwijstechnologie die hun nieuwste producten aan de man willen brengen, andere onderwijsinstellingen die hun AI-initiatieven aankondigen, of ouders die willen dat hun kinderen tijdens de les met de nieuwste technologie werken. Scholen kiezen dan voor AI omwille van AI zelf, in plaats van om te voorzien in specifieke onderwijs- of leerbehoeften. Voordat er ook maar één vraag is gesteld over of leerkrachten deze hulpmiddelen daadwerkelijk nodig hebben, of dat leerlingen er baat bij zullen hebben, worden de inkooporders al getekend en begint de implementatie. Het resultaat? Kostbare tools die niet of verkeerd worden gebruikt, terwijl de echte problemen onopgelost blijven.

Waarom gebeurt dit? Deels komt het doordat we geconditioneerd zijn om op een bepaalde manier over vooruitgang te denken. Al tientallen jaren wordt op scholen verteld dat het gebruik van technologie gelijk staat aan innovatie, en dat innovatie gelijk staat aan vooruitgang en verbetering. AI heeft deze druk nog versterkt omdat het zo’n culturele lading met zich meedraagt. Niemand wil degene zijn die de volgende grote ontwikkeling aan zijn neus voorbij laat gaan. Maar onderwijsexperts benadrukken steeds weer dat technologie ten dienste moet staan van onderwijsdoelen, in plaats van ze te bepalen. Het toevoegen van AI aan een klaslokaal leidt niet automatisch tot beter onderwijs, net zomin als het toevoegen van een hamer aan een gereedschapskist automatisch leidt tot het bouwen van een huis.

Wanneer scholen AI implementeren zonder hier goed op voorbereid te zijn, staat er meer dan verspilde budgetten op het spel. Leerkrachten raken gefrustreerd als ze tools moeten integreren die niet aansluiten bij hun gebruikelijke lesmethoden. Leerlingen raken verward door technologie die hun leerproces eerder bemoeilijkt dan verlicht. Een mislukte implementatie maakt iedereen ook nog eens sceptischer over toekomstige technologie-initiatieven, zelfs als andere tools wel een meerwaarde zouden kunnen hebben. 

Ga niet mee in de hype

Verantwoorde AI-implementatie betekent dat je AI-tools toepast op bestaande problemen en hun doeltreffendheid test voordat je ze volledig implementeert.

Benjamin Riley, oprichter en CEO van denktank Cognitive Resonance, waarschuwt onderwijskundigen om de AI-hype niet blindelings te volgen. Hij benadrukt dat scholen AI niet moeten invoeren omdat het er nu eenmaal is. En dat is vooral met het oog op de beperkingen en de neiging tot rare fouten (de welbekende ‘hallucinaties’). De juiste aanpak is: identificeer éérst een specifiek onderwijsprobleem, en beoordeel dan zorgvuldig of AI-tools een effectieveoplossing kunnen bieden. Als het docenten bijvoorbeeld niet lukt om tijdig feedback te geven op het schrijfwerk van leerlingen, dan kan een AI-schrijfassistent inderdaad zinvol zijn. Maar als je eerst de tool aanschaft en daarna op zoek gaat naar een probleem, zit je op de verkeerde weg.

De oplossing vraagt om discipline, wat soms lastig kan zijn in onze snelle wereld. Scholen moeten hun AI-beslissingen baseren op bewijs en onderzoek, hoe mooi de verkooppraatjes van leveranciers ook zijn. Door eerst kleine pilots te draaien alvorens een volledige uitrol te doen, kun je beter zien of een tool in de specifieke context werkt. Testen met je eigen leraren en leerlingen is de enige manier om daar achter te komen. Het belangrijkste is dat elke AI-implementatie aansluit bij de leerdoelen en meetbare resultaten van leerlingen. Strategisch handelen betekent dat je je blijft richten op de voortgang van leerlingen op de lange termijn en niet op technologische ‘prestaties’ op de korte termijn. Als je niet duidelijk aan ouders kunt uitleggen hoe een bepaalde AI-tool leerlingen helpt om bepaalde vaardigheden beter onder de knie te krijgen, kun je er waarschijnlijk beter niet aan beginnen. 

Onvoldoende training voor leraren

Om AI-tools optimaal te kunnen benutten, moeten leraren goed worden getraind in het gebruik ervan.

Een andere grote valkuil is het uitrollen van AI-tools in klaslokalen zonder de leraren die ze gaan gebruiken goed te trainen. Hoe goed een AI-toepassing ook is, het zal niet werken als leraren niet weten hoe ze het in hun lessen moeten gebruiken of zich onzeker voelen bij het gebruik ervan. Helaas moeten veel leraren zelf zien uit te vissen hoe AI werkt. In het Verenigd Koninkrijk geeft 76% van de leraren aan weinig tot geen formele training in AI te hebben gekregen van hun school. Deze nalatigheid heeft voorspelbare gevolgen. Leraren die onzeker of zenuwachtig zijn over AI gebruiken het vaak minimaal of verkeerd. Sommigen vertrouwen blindelings op wat het systeem produceert, terwijl anderen AI vooral zien als een bedreiging voor hun baan, bestaande lesmethoden of zelfs de integriteit van het onderwijs. Zolang er geen goede training is, die ook aandacht besteedt aan deze zorgen, blijft de technologie een obstakel.

Geen ruimte voor professionele ontwikkeling

Waarom wordt de training van leraren vaak overgeslagen bij de implementatie van AI? Schoolbestuurders denken soms (nogal naïef) dat jongere leerkrachten de nieuwe technologie vanzelf wel oppikken. Want als ze met Instagram en TikTok overweg kunnen, dan kunnen ze toch zeker ook wel uitvogelen hoe een AI-onderwijsassistent werkt? Helaas vertalen basis digitale vaardigheden zich meestal niet naar begrip van hoe je AI nuttig in een les verwerkt of hoe je de output ervan beoordeelt. Krappe budgetten en planningen zorgen ervoor dat training laag op het prioriteitenlijstje staat. Als de duizenden euro’s eenmaal aan de technologie zelf zijn uitgegeven, is de pot voor professionele training meestal leeg. Veel scholen modderen dan zelf dan maar wat aan of boeken korte trainingssessies die onvoldoende de diepte in gaan. 

Het gebrek aan externe experts die verstand hebben van zowel AI als onderwijs vergroot het probleem. Veel consultants kennen de technologie, maar niet het klaslokaal, en andersom. Als leerkrachten geen vertrouwen hebben in AI, kan het hele project mislukken. Tools die veel geld kosten, blijven dan onbenut omdat niemand ze graag in de lessen gebruikt. En leraren die zich gedwongen voelen om technologie te gebruiken die ze niet begrijpen, kunnen zich actief verzetten tegen de implementatie of deze zelfs saboteren. Dit soort weerstand kan ervoor zorgen dat er ook in de toekomst geen enthousiasme is voor het gebruik van nieuwe technologie.

Een open, continue dialoog

Leraren kunnen niet zomaar in het diepe worden gegooid – training in AI is een continu, levenslang proces.

Om de weg vooruit te vinden, moeten we de ontwikkeling van leraren net zo serieus nemen als de technologie zelf. Professionele ontwikkeling op het gebied van AI moet een continue dialoog zijn, geen eenmalige gebeurtenis. Leerkrachten hebben uitgebreide praktijkervaring nodig met de tools die ze daadwerkelijk gaan gebruiken, niet alleen theoretische discussies over het potentieel van AI. Door bij de basis te beginnen – hoe AI eigenlijk werkt, wat het wel en niet kan, en wat de ethische overwegingen zijn – krijgen leerkrachten de kennis die ze nodig hebben voordat ze zich gaan verdiepen in de praktische toepassingen voor de les. Het creëren van een veilige omgeving waar leraren hun twijfels kunnen uiten, is belangrijker dan veel schoolbestuurders beseffen. Als een ervaren leraar zich zorgen maakt over zijn baanzekerheid, helpt het niet om die zorgen af te doen als irrationeel. Ook als leerkrachten bang zijn dat leerlingen AI zullen gebruiken om te frauderen, lost het advies om ‘verandering te omarmen’ het onderliggende probleem niet op, vooral omdat er voorbeelden te over zijn die hun angst bevestigen. 

Openheid is belangrijk in dit soort trainingen, met concrete voorbeelden van hoe AI het onderwijs kan verbeteren in plaats van vervangen, en praktische strategieën om de integriteit van het onderwijs te behouden. De meest succesvolle implementaties zijn vaak te danken aan leerkrachten die het voortouw nemen en een brug kunnen slaan tussen het schoolbestuur en de klas. Als leraren zien dat een gerespecteerde collega AI gebruikt om gedifferentieerd onderwijs te geven of tijd te besparen bij het nakijken van toetsen, worden ze nieuwsgierig in plaats van wantrouwend. Bovendien kunnen leerkrachten die de basisprincipes van AI begrijpen, zich makkelijker aanpassen wanneer er nieuwe technologieën beschikbaar komen. Ze kunnen weloverwogen beslissingen nemen over welke tools aansluiten bij de behoeften van hun leerlingen en welke alleen maar dure gadgets zijn. Belangrijk is ook dat ze hun leerlingen kunnen laten zien hoe je nieuwe technologie met zowel nieuwsgierigheid als een kritisch oog kunt benaderen – een levensles waar leerlingen nog lang na hun schooltijd wat aan zullen hebben.

Geen gelijke toegang bieden

Als scholen niet de nodige stappen nemen om gelijke toegang te garanderen, zullen AI-tools de digitale kloof alleen maar groter maken.

AI op scholen introduceren zonder te zorgen voor gelijke toegang is een grote fout die de toch al problematische ‘digitale kloof’ nog groter kan maken. AI-tools vereisen een betrouwbare internetverbinding, moderne apparaten en een basisniveau van digitale geletterdheid; niet iedereen heeft dit. Als een school een AI-gestuurd leerplatform uitrolt, maar de helft van de leerlingen thuis geen verbinding kan maken, of als alleen bepaalde klassen de benodigde hardware krijgen, levert de technologie alleen voordeel op voor leerlingen die al een voorsprong in het leven hebben. Zelfs in de VS, waar dankzij investeringen tijdens de pandemie de toegang tot apparaten aanzienlijk is verbeterd, zegt meer dan een derde van de leraren dat het internet in hun klaslokaal te traag of onbetrouwbaar is om online tools goed te kunnen ondersteunen, en meldt bijna 60% van de leerlingen problemen met de internetverbinding op school.

Op het platteland zijn de uitdagingen nog groter. Leerlingen hebben misschien wel apparaten, maar geen breedband thuis, waardoor ze gedwongen zijn hun huiswerk te maken op de parkeerplaats van de bibliotheek of bij de McDonald’s. De resultaten van een specifiek onderzoek laten zien dat leerlingen met een computer thuis consequent hoger scoorden op landelijke wiskundetoetsen dan leerlingen zonder computer, ongeacht hun sociaaleconomische status. De computer zelf leidde niet op magische wijze tot betere wiskundevaardigheden, maar bood wel toegang tot oefenprogramma’s, leerzame video’s en AI-lesprogramma’s die leerlingen hielpen om concepten onder de knie te krijgen. Leerlingen zonder die toegang staan simpelweg al achter, hoe gemotiveerd of getalenteerd ze ook zijn.

Uitdagingen die gelijke toegang in de weg staan

Om AI echt voor iedereen beschikbaar te maken, moeten we ook naar dingen als taal, cultuur en beperkingen kijken.

Wereldwijd hebben veel scholen in armere gebieden niet de bandbreedte die nodig is om geavanceerde onderwijstechnologie te gebruiken. Dus als AI in het onderwijs wordt geïntroduceerd zonder deze infrastructuurproblemen overal op te lossen, bestaat het risico dat er een tweedeling in het onderwijssysteem ontstaat. Maar gelijke toegang gaat over meer dan alleen hardware en wifi-snelheden. AI-middelen moeten ook inclusief zijn en geschikt voor alle leerlingen. Een AI-lessysteem dat alleen in het Engels beschikbaar is, zet leerlingen die een andere moedertaal hebben, op een achterstand. En content met een eenzijdig cultureel perspectief kan leerlingen met andere culturele achtergronden vervreemden. Tools die zijn ontworpen zonder rekening te houden met beperkingen, sluiten leerlingen uit die juist enorm zouden kunnen profiteren van AI’s gepersonaliseerde, adaptieve ondersteuning. Als achtergestelde groepen niet volwaardig kunnen meedoen, wordt AI een middel dat de digitale kloof vergroot in plaats van dicht.

Kansen voor iedereen

Om deze problemen aan te pakken, moet er goed worden gepland voordat AI-tools in de klas gebracht worden. Scholen moeten hun infrastructuur zorgvuldig in kaart brengen. Kan het wifi-netwerk het aan als dertig leerlingen tegelijk AI-gegenereerde content streamen? Hebben leerlingen buiten school ook toegang tot deugdelijke apparaten, of stopt het leren zodra ze het schoolgebouw verlaten? Sommige scholen lossen dit op door laptops en mobiele hotspots uit te lenen voor thuisgebruik. Maar als de meeste leerlingen een smartphone hebben terwijl hun toegang tot een computer beperkt, is het wellicht beter om een mobielvriendelijke AI-applicatie te kiezen in plaats van desktopsoftware. Ook zijn offline toepassingen essentieel in gebieden waar de connectiviteit onvoorspelbaar is. 

Maar zelfs met de juiste infrastructuur en tools zullen sommige leerlingen en gezinnen extra hulp nodig hebben om AI doeltreffend te kunnen gebruiken. Workshops op het gebied van digitale vaardigheden kunnen ouders en leerlingen die zich onzeker voelen over nieuwe technologie helpen om de overstap succesvol te maken. Als scholen deze tools toegankelijk kunnen maken voor gezinnen uit alle sociaaleconomische lagen van de bevolking, dan zorgen ze ervoor dat alle leerlingen AI productief kunnen gebruiken en niemand zich geïntimideerd of achtergesteld hoeft te voelen. Daarnaast hebben leerkrachten die werken met leerlingen met speciale behoeften vaak zelf extra training en ondersteuning nodig om ervoor te zorgen dat deze leerlingen echt kunnen profiteren van AI-onderwijs.

Aan verantwoord AI-gebruik voorbijgaan

Het gebruik van AI in het onderwijs brengt tal van ethische aspecten met zich mee die zorgvuldig moeten worden bekeken.

Verontrustend genoeg slaan de scholen die het meest happig zijn om AI te implementeren, vaak de lastigere vragen over verantwoord gebruik over. De technologie wordt snel uitgerold, en pas later wordt ontdekt dat er een doos van Pandora vol onvoorziene problemen is geopend: algoritmische vooringenomenheid (bias) die bepaalde leerlingen benadeelt, privacyschendingen die gevoelige informatie blootleggen, of ethische overtredingen die het vertrouwen tussen ouders en de school uithollen. AI-systemen leren van data, wat betekent dat ze alle vooringenomenheid in die data overnemen. Als de trainingsdata maatschappelijke vooroordelen weerspiegelen, zal de AI dat ook doen. In een onderwijssetting kan dit zorgwekkende gevolgen hebben.

Een AI die opstellen beoordeelt, kan bijvoorbeeld consequent lagere cijfers geven aan leerlingen die het Nederlands als tweede taal hebben. Niet omdat hun ideeën niet goed zijn, maar omdat hun taalvaardigheden afwijken van de patronen in de trainingsdata. Systemen die het gedrag monitoren kunnen emotie-uitingen ook anders labelen op basis van iemands ras of geslacht, met als gevolg dat bepaalde groepen onevenredig streng worden gestraft. Een recent rapport van Common Sense Media laat zien hoe wijdverbreid deze vooroordelen kunnen zijn: populaire AI-tools waar veel leraren op vertrouwen, zoals MagicSchool, Khanmingo, Curipod en Google Gemini for Education, bleken bij tests allemaal raciaal bevooroordeelde interventieplannen te produceren. Bij identieke scenario’s over leerlingen die het moeilijk hebben, adviseerden deze systemen strengere, meer bestraffende maatregelen voor leerlingen met namen die als ‘zwart’ werden gecodeerd, terwijl ze ondersteunende, empathische maatregelen voorstelden voor leerlingen met namen die als ‘blank’ werden gecodeerd.

De ethiek van AI

Privacykwesties vormen een extra risicofactor. Veel van de huidige AI-tools verzamelen en analyseren gegevens van leerlingen, van toetsresultaten en aanwezigheidsregistraties tot de inhoud van opstellen en gedragspatronen. Waar gaan die gegevens naartoe? Wie heeft er toegang toe? Een docent die tijd wil besparen, kan leerlingengegevens uploaden naar een gratis AI-dienst zonder te beseffen dat de gebruiksvoorwaarden van die dienst toestaan dat die gegevens worden gebruikt voor het trainen van modellen of worden gedeeld met derden. Zelfs goedbedoeld gebruik kan tot ernstige kwetsbaarheden leiden als de systemen niet goed beveiligd zijn.

De ethische uitdagingen reiken verder dan de zorgen over vooringenomenheid en privacy. Hoe transparant zijn AI-systemen over hoe ze beslissingen nemen? Wanneer een AI-lesprogramma aanbeveelt dat een leerling bijles nodig heeft, op basis van welke criteria is die conclusie dan getrokken? Als een AI schadelijk advies geeft of een ernstige fout maakt die van invloed is op het onderwijstraject van een leerling, wie is dan verantwoordelijk: de school, de docent die het systeem heeft ingezet of het bedrijf dat het heeft ontwikkeld? En waar trekt de school de grens tussen AI-toezicht op leerlingen en de privacy van de leerling? Het negeren van deze balans is gevaarlijk. Ouders verliezen het vertrouwen in de school als ze ontdekken dat de gegevens van hun kind zonder toestemming zijn gedeeld. Leerlingen haken af als ze het gevoel hebben oneerlijk beoordeeld te worden. En leerkrachten worden wantrouwig tegenover tools die hun professionele oordeel lijken te ondermijnen of hen in een juridisch precaire positie brengen.

De weg vrijmaken voor AI-implementatie

Om AI veilig te kunnen inzetten, moeten scholen duidelijke richtlijnen opstellen voor het gebruik ervan.

Om de risico’s te ondervangen, moeten scholen een duidelijk beleid hebben voordat AI-tools het klaslokaal bereiken. Dat beleid moet duidelijk maken welke gegevens wel en niet met AI-systemen mogen worden gedeeld. Het uploaden van gevoelige gegevens van leerlingen naar externe diensten zonder de juiste beveiligingsmaatregelen moet bijvoorbeeld absoluut worden verboden. Het keuringsproces voor nieuwe AI-tools moet niet alleen functionaliteitstests omvatten, maar ook eerlijkheidscontroles. Kan de leverancier aantonen dat hij op vooringenomenheid heeft getest? Wat gebeurt er met de gegevens van leerlingen nadat deze zijn verwerkt? Hoe wordt de informatie opgeslagen en wie heeft er toegang toe? Voordat scholen AI-software invoeren, moeten ze de kleine lettertjes van de servicevoorwaarden en het privacybeleid zorgvuldig lezen. Gegevens moeten worden versleuteld en veilig worden opgeslagen, met regelmatige beveiligingscontroles die kwetsbaarheden kunnen opsporen voordat deze tot ernstige inbreuken leiden.

Iedereen in de onderwijsomgeving moet weten hoe je op een verantwoorde manier met AI omgaat. Leerkrachten moeten leren om signalen van algoritmische bias te herkennen en moeten weten hoe ze door AI gegenereerde informatie kunnen controleren voordat ze die met leerlingen delen. Ook leerlingen kunnen leren om bias in AI-uitkomsten te herkennen en er moet een duidelijk proces voor het melden van schadelijke of onjuiste inhoud zijn. Door AI-ethiek op te nemen in zowel beroepsontwikkeling als lesprogramma’s ontstaat een cultuur waarin mensen kritisch nadenken over deze tools in plaats van de output ervan op voorhand te accepteren. Als leraren en leerlingen inzicht hebben in hoe AI beslissingen neemt, waarom toezicht door mensen belangrijk is en wat de gevolgen van misbruik kunnen zijn, zijn ze beter in staat om de technologie op een doordachte manier te gebruiken en zich uit te spreken als er iets niet in de haak lijkt. 

AI oppervlakkig gebruiken

Door tijdgebrek, onvoldoende training en scepsis over AI wordt de technologie vaak oppervlakkig gebruikt.

Natuurlijk betekent het hebben van AI-tools in de klas niet automatisch dat leerlingen ook echt anders gaan leren. Uit een nationaal onderzoek onder Amerikaanse studenten in 2022, uitgevoerd door Project Tomorrow, een van de toonaangevende non-profitorganisaties op het gebied van onderwijs in de VS, blijkt dat het gebruik van technologie in de klas meestal nogal passief en oppervlakkig is: leerlingen maken online quizzen, kijken video’s of typen misschien opdrachten op een laptop in plaats van ze met de hand te schrijven. Ondertussen worden de mogelijkheden van technologie voor interactief of creatief leren nauwelijks benut. Schoolbestuurders zien hetzelfde patroon: meer dan 70% zegt dat hun leraren technologie vooral gebruiken voor taken die net zo goed met pen en papier kunnen worden gedaan. Minder dan de helft zegt dat hun leraren technologie gebruiken voor leeractiviteiten die voorheen niet mogelijk waren.

Belemmeringen voor betekenisvol gebruik van de technologie

Er zijn verschillende factoren die ertoe leiden dat AI oppervlakkig wordt gebruikt, zelfs als scholen de beste bedoelingen hebben. Tijdgebrek staat bovenaan de lijst. Leerkrachten melden dat onvoldoende training, weinig ondersteunend materiaal en te weinig voorbereidingstijd belemmeringen vormen voor een betekenisvol gebruik van de technologie. Het aanpassen van een les voor de integratie van AI vergt denkwerk en experimenteren: waar past de tool in het lesproces, hoe moeten leerlingen de AI gebruiken en hoe sluit het aan op wat ervoor en erna komt? Zonder tijd om deze vragen uit te werken, vallen leraren terug op bekende methodes en proppen ze de AI-tool in het bestaande lesprogramma in plaats van deze zorgvuldig te integreren.

Scepticisme jegens de technologie vergroot het probleem. In een enquête van het Pew Research Center uit 2023 was slechts 6% van de Amerikaanse leraren van mening dat AI-tools meer goed dan kwaad doen in het onderwijs. Een kwart dacht juist het tegenovergestelde. Die twijfel heeft tot gevolg dat veel leraren aarzelen om AI-systemen te vertrouwen met belangrijke lestaken. Schooldirecties verslechteren de situatie soms door te focussen op de aanschaf van AI-tools zonder duidelijk te maken hoe leraren deze tools in de praktijk moeten gebruiken. Onder deze omstandigheden wordt AI alleen maar een extra belasting in plaats van een hulpmiddel bij het lesgeven. Veel leraren, die het al druk genoeg hebben, laten de tools dan links liggen.

De mismatch tussen AI-tools en het echte lesprogramma zorgt voor nóg een hindernis voor serieus gebruik. Als leerlingen werken met een AI-app die niet echt aansluit bij toetsen of bij wat de docent in de klas vertelt, verliest iedereen snel zijn interesse. Leerlingen vragen zich af waarom ze hun tijd verspillen aan iets waar ze geen betere cijfers van krijgen. Docenten zien het als een afleiding van het ‘echte’ leren. Ouders vragen zich af waarom hun kinderen met computers spelen in plaats van te leren. De AI-tool, hoe geavanceerd ook, wordt dan een soort educatief pronkstuk in plaats van een functioneel onderdeel van het leerproces.

Hoe je ervoor zorgt dat AI op de juiste manier wordt gebruikt

Ga niet blindelings over op AI, maar bepaal eerst je doelen en stem je aanpak daarop af.

De meest succesvolle implementaties beginnen met het afstemmen van AI-gebruik op specifieke pedagogische doelen en leerstandaarden. Voordat technologie in de klas wordt gebracht, moeten scholen eerst een aantal basisvragen kunnen beantwoorden: wanneer wordt deze tool gebruikt? Voor welke specifieke leerdoelen? Hoe versterkt de tool het lesgeven in plaats van het te vervangen? Als het doel is om schrijfvaardigheden te verbeteren, dan moet de AI-schrijfassistent in het revisieproces worden geïntegreerd en niet worden beschouwd als een optionele toevoeging die leerlingen kunnen gebruiken als ze extra tijd hebben.

Leraren hebben goede ondersteuning nodig bij het inpassen van AI in hun lessen. Dat kan betekenen dat het onderwijsprogramma moet worden aangepast om ruimte te maken voor nieuwe methodes, dat er gedetailleerde voorbeelden van lesplannen worden verstrekt waaruit blijkt hoe de AI-tool in een lesmodule past, of dat leraren extra tijd krijgen om samen te overleggen over de uitdagingen die ze tegenkomen. Daarnaast is het zinvoller om diepgang na te streven dan om veel verschillende AI-tools oppervlakkig te gebruiken. Kies voor één of twee applicaties die echt het verschil maken en werk eraan om die diepgaand te integreren in je lessen. Meet vervolgens wat er gebeurt: zijn leerlingen meer gemotiveerd? Worden ze beter in de gewenste vaardigheden? Vinden leraren de tool nuttig? Die feedback helpt om de methode te verfijnen en laat zien of de investering echt loont en het de moeite waard is om ermee door te gaan.

De mening en het welzijn van leerlingen negeren

Een van de grootste fouten die scholen maken bij het invoeren van AI, is dat ze leerlingen niet bij het proces betrekken en er niet bij stilstaan hoe de technologie hun welzijn kan beïnvloeden.

Uiteindelijk moeten scholen er voor hun leerlingen zijn. Het wordt echter zorgwekkend als leerlingen zich door het gebruik van AI vervreemd, onzeker of afgesloten voelen van het menselijke contact dat leren zo waardevol maakt. De verleiding om alles te automatiseren is groot: AI kan opdrachten beoordelen, vragen van leerlingen beantwoorden, oefenopgaven geven en de voortgang bijhouden. De technologie kan scholen ook flink wat geld besparen. Maar als we te veel op deze systemen vertrouwen, kan dat ten koste gaan van wat echt belangrijk is in het onderwijs. Steeds meer AI in de klas betekent minder contact tussen leerlingen en leerkrachten. Dat kan schadelijk zijn voor de motivatie, sociale ontwikkeling en de leerervaring van kinderen.

Hoe ver we ook terug de tijd ingaan, mensen noemen steeds weer dat goede ondersteuning van hun leraar cruciaal geweest is voor hun succes. Leren gebeurt zowel via sociale en emotionele processen als via cognitieve processen. Dus als een leerling vooral met een AI-tutor communiceert in plaats van persoonlijke feedback te krijgen van een leerkracht die de worstelingen en sterke punten van de leerling kent, gaat er iets essentieels verloren. De leerling zal de leerstof misschien onder de knie krijgen met de algoritmische instructies, maar zich tegelijkertijd minder gezien en begrepen voelen en minder gemotiveerd zijn om moeilijke stof te doorlopen.

Het probleem groeit als scholen AI gaan gebruiken zonder de leerlingen te vragen wat ze ervan vinden. Als je van bovenaf beslissingen neemt over technologie, loop je het risico dat je uit het oog verliest hoe deze tools het dagelijks leven van leerlingen beïnvloeden. Leerlingen merken vaak dingen op die volwassenen over het hoofd zien, zoals wanneer een AI-beoordelingssysteem willekeurig of oneerlijk overkomt, of als de antwoorden van een chatbot niet echt helpen om iets te begrijpen, of de constante aanwezigheid van AI-tools hun manier van denken en werken begint te veranderen. Er zijn ook leerlingen die melden dat het veelvuldige gebruik van AI voor schoolwerk hun denkproces beïnvloedt. Anderen maken zich zorgen over een door AI gedomineerde toekomst waarin algoritmen beslissingen nemen over hun ontwikkeling zonder inbreng van mensen. Ze zijn bang voor scenario’s waarin AI de enige beslissende factor wordt voor welke kansen ze krijgen. Als scholen deze feedback negeren of er niet om vragen, lopen ze het risico de zelfstandigheid van leerlingen te ondermijnen en hun mentale ontwikkeling te schaden, terwijl ze die juist proberen te stimuleren.

De menselijke verbinding blijft het belangrijkst

Uiteindelijk moet AI onze menselijke eigenschappen versterken, ze niet verdringen.

Om deze problemen te voorkomen, moeten we ervoor zorgen dat mensen nauw betrokken blijven. Leraren moeten het hart van het onderwijs blijven vormen: zij zijn degenen die nieuwsgierigheid kunnen aanwakkeren, zien het wanneer een leerling aanmoediging of uitdaging nodig heeft en zorgen voor verbindende momenten die algoritmen niet kunnen evenaren. AI kan deze relaties ondersteunen door routinetaken uit te voeren, zodat leraren meer tijd overhouden voor datgene waar mensen het beste in zijn. Dat betekent ruimschoots de tijd nemen voor persoonlijke gesprekken, begeleiding en samenwerking, zodat leerlingen warmte en persoonlijke aandacht blijven voelen. Alleen dan zorgen we ervoor dat leren betekenisvol blijft.

Leerlingen verdienen inspraak in hoe AI hun onderwijs vormgeeft. Dit kan door ze een plek te geven in schoolcommissies, ze vragenlijsten te laten invullen of focusgroepen te vormen over nieuwe AI-toepassingen. Leerlingen moeten ook uitgenodigd worden om tools te testen en openhartig hun mening te geven voordat die tools op grote schaal worden geïmplementeerd. Als leerlingen het gevoel hebben dat er naar hen wordt geluisterd, staan ze eerder open voor nieuwe technologie en zullen ze het eerder zeggen als iets niet zo goed werkt. Scholen moeten daarnaast letten op signalen waaruit blijkt dat leerlingen zich overweldigd voelen door de constante interactie met AI-tools en moeten zorgen voor een evenwicht tussen schermtijd en activiteiten in de echte wereld en sociale interactie. Het is ook belangrijk om leerlingen te leren hun AI-gebruik zelf te reguleren, zodat ze kunnen inschatten wanneer ze AI-hulp kunnen gebruiken en wanneer ze zichzelf zonder AI-hulp kunnen uitdagen. Het doel is om het leren te verbeteren, niet om het zodanig te automatiseren dat leerlingen afhaken of hun vertrouwen in hun eigen capaciteiten verliezen.

Share via
Copy link