- In Rotterdam wordt binnenkort de eerste drijvende melkveehouderij ter wereld gebouwd
- De drijvende ‘koeientuin’ wordt een lichtend voorbeeld van circulaire landbouw
- Niet iedereen is ervan overtuigd dat drijvende melkveebedrijven een succes zullen worden
De wereldbevolking groeit in ijltempo en telt in 2050 naar verwachting 9,8 miljard mensen. Hiervan woont tegen die tijd waarschijnlijk 70 procent in steden en in Europa is dat naar verwachting zelfs 90 procent. Door de steeds verder afnemende beschikbaarheid van vruchtbare grond is het vinden van een manier om voor al die mensen voldoende voedsel te produceren een van de grootste uitdagingen voor onze huidige samenleving. Eén Nederlands bedrijf is van mening dat drijvende melkveehouderijen hier mogelijk een oplossing voor zouden kunnen zijn.
In Rotterdam wordt binnenkort de eerste drijvende melkveehouderij ter wereld gebouwd
De Rotterdamse vastgoedontwikkelaar Beladon heeft onlangs plannen onthuld voor het bouwen van ’s werelds eerste drijvende melkveehouderij. “Zeventig procent van ons aardoppervlak bestaat uit water. Omdat de wereldbevolking maar doorgroeit en de hoeveelheid landbouwgrond beperkt is, moeten we andere manieren zien te vinden om vers voedsel te produceren waar mensen wonen, om transportlijnen zo kort mogelijk te houden”, zegt Minke van Wingerden, een partner in Beladon en de leider van het project. “Vers voedsel produceren op het water is een logische volgende stap. De meeste grote steden liggen in [rivier]delta’s, vruchtbare grond die gemakkelijk te gebruiken is voor voedselproductie. De eerste drijvende ‘koeientuin’ zal $2,5 miljoen gaan kosten en beslaat 1.200 m2. Hij komt in de Merwehaven in Rotterdam en wordt gemaakt van beton, met gegalvaniseerde stalen frames die het platform op de bodem van de haven verankeren om het stabiel te houden, zelfs bij zware windstoten met uitschieters naar orkaankracht. De boerderij bestaat uit drie lagen; op de eerste verdieping komen de machines voor de verwerking en verpakking van de zuivelproducten, de tweede verdieping is voor de koeien en de melkrobots en op de derde verdieping wordt het plantenvoedsel voor de koeien verbouwd, zoals rode klaver, alfalfa, gras en eendenkroos.
De drijvende ‘koeientuin’ wordt een lichtend voorbeeld van circulaire landbouw
Als het bedrijf eenmaal operationeel is, worden er 40 Maas-Rijn-Isselse koeien gehuisvest, die ongeveer 800 liter melk per dag produceren. De boerderij wordt via een loopplank met de wal verbonden. Zo hebben de koeien toegang tot een nabijgelegen weide die hen van een andere voedselbron voorziet.
Op de drijvende melkveehouderij worden ook andere duurzaamheidsmaatregelen getroffen. De vloer wordt bijvoorbeeld bedekt met een speciaal membraan waar de urine van de koeien doorheen kan sijpelen, wat gebruikt wordt om de planten te bemesten. De door robots verzamelde koeienpoep wordt als meststof verkocht of gebruikt om energie op te wekken. Een deel van de energie voor de boerderij wordt ook opgewekt door middel van zonnepanelen op het dak en regenwater wordt opgevangen en gebruikt als aanvulling op de watervoorziening.
Door de boerderij zo dicht bij het centrum van Rotterdam te plaatsen, kan een deel van de logistieke kosten en CO2-uitstoot worden verminderd. Bovendien zorgt deze locatie ervoor dat de bewoners altijd toegang hebben tot vers voedsel, ook bij verstoringen in de toeleveringsketen. Zo werd het idee van Peter van Wingerden om een boerderij op het water te bouwen ook geboren. In 2012, toen hij aan een project in New York werkte, zag hij namelijk met eigen ogen hoe het transportnetwerk van de stad door orkaan Sandy volledig verstoord was, waardoor New Yorkers geen toegang meer hadden tot verse levensmiddelen. “Toen ik de verwoestingen door orkaan Sandy zag, realiseerde ik me hoe belangrijk het is om voedsel zo dicht mogelijk bij de consument te produceren”, zegt van Wingerden. “Zo ontstond het idee om vers voedsel op een klimaatadaptieve manier op het water te produceren”.
Niet iedereen is ervan overtuigd dat drijvende melkveebedrijven een succes zullen worden
Niet iedereen is even enthousiast over dit concept. “Initiatieven om koeien, en meer in het algemeen vee, in een binnenmilieu te houden is ambitieus”, zegt Weslynne Ashton, een professor in milieubeheer en duurzaamheid aan het Illinois Institute of Technology in Chicago. Ze is bezorgd dat het bedrijf het havenwater zou kunnen vervuilen en dat de CO2-uitstoot als gevolg van het transport van veevoeder naar het bedrijf enkele van de milieuvoordelen ervan teniet zou kunnen doen.
Dr. Fenton Beed, een teamleider bij de Voedsel- en Landbouworganisatie van de VN, is ook sceptisch. Hoewel hij van mening is dat stedelijke boerderijen zeker nuttig kunnen zijn – omdat ze over het algemeen minder water, meststoffen en pesticiden gebruiken dan conventionele boerderijen – betwijfelt hij of ze voldoende kunnen produceren om de groeiende wereldbevolking van voedsel te kunnen voorzien. “Factoren die de productie van voedsel in een gecontroleerde omgeving in de weg kunnen staan zijn onder meer de kosten van de aanvankelijke investering, LED-verlichting en continue energievoorziening”, zegt hij. “Dat betekent dat, tenzij het beleid de betrokkenheid van kleinere producenten stimuleert, deze technologie waarschijnlijk alleen voorbehouden is aan vermogende particuliere en publieke entiteiten”.
Nu de wereldbevolking voortdurend in aantal toeneemt en de hoeveelheid vruchtbare grond steeds verder afneemt, wordt het vinden van alternatieven voor onze bestaande voedselproductiemethoden steeds dringender. Hoewel het nog te vroeg is om te zeggen of drijvende boerderijen de oplossing zijn, is het zeker een veelbelovend concept waarmee de voedselvoorziening naar de bewoners toekomt. Dit biedt grotere voedselzekerheid in een wereld die steeds meer wordt beïnvloed door de klimaatverandering.
Share via: